Maria von Nagy (geb.: Göllner) werd op 13 november 1894 in Boedapest geboren (in het toenmalige keizerrijk Oostenrijk-Hongarije), waar zij als 24-jarige aan de universiteit haar doctorstitel in de filosofie behaalde. Het politieke aanzien van haar man als hongaars minister van Justitie stelde haar in staat om in het hongaarse gevangeniswezen belangrijke vernieuwingen door te voeren. Zo bezocht zij vijfentwintig jaar lang gevangenen in hun cellen en voerde zij de redactie over een door haar opgerichte ‘gevangeniskrant’, die gratis onder de gevangenen in heel het land werd verspreid. Van grote betekenis in haar leven was de geesteswetenschap van Rudolf Steiner, met wie zij in 1924 in Dornach enkele malen een privé-onderhoud had. Ook woonde zij groot aantal van de voordrachten bij die Rudolf Steiner in zijn laatste levenstijd hield. Twee jaar later, in 1926, richtte zij de Vrije School in Boedapest op, die tot 1933 bestond. Vanaf 1946 woonde zij in Zwitserland, waar zij in de antroposfische beweging een veelgevraagd spreekster was. Zij stierf op 19 januari 1982 in Basel (Zwiterland).
Bij Perun Boeken verscheen van haar het boekje Voorbij de vertwijfeling. Geesteswetenschappelijke gezichtspunten omtrent zelfdoding, een overzicht van Rudolf Steiners inzichten omtrent zelfdoding.